Welkom bij Wegwijzer voor de werkwoordspelling! Op deze website ga je leren hoe je werkwoorden moet schrijven. Dat ga je doen aan de hand van uitlegfilmpjes en een aantal oefenopdrachten. Doorloop de website van boven naar onder en als je alle stappen netjes volgt, zou je de werkwoordspelling aan het einde van de rit goed moeten beheersen. Daarnaast is er een hulpkaart van Wegwijzer voor de werkwoordspelling waarop alle stappen nog eens kort worden weergegeven. Tip: druk deze af en houd hem erbij wanneer je oefent met werkwoordspellingopdrachten. Succes!
Duid de persoonsvorm en het onderwerp aan met haakjes.
1) Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
2) Welke hond zou hier op de stoep gepoept hebben?
3) Jannes koopt de nieuwste Xbox, want hij houdt van videospelletjes.
4) Melle was te laat voor de les, doordat hij een lekke band had.
5) De schuldeiser was op zoek gegaan naar zijn geld.
6) Als je niet rood wilt staan, moet je niet te veel geld uitgeven.
7) Mijn oma had een duit in het zakje gedaan toen de collectant van de Hartstichting aanbelde.
8) Wanneer ik uit school kom, eet ik een koekje en maak ik mijn huiswerk.
1) Als (de kat) van huis (is,) (dansen) (de muizen) op tafel.
2) (Welke hond) (zou) hier op de stoep gepoept hebben?
3) (Jannes) (koopt) de nieuwste Xbox, want (hij) (houdt) van videospelletjes.
4) (Melle) (was) te laat voor de les, doordat (hij) een lekke band (had.)
5) (De schuldeiser) (was) op zoek gegaan naar zijn geld.
6) Als (je) niet rood (wilt) staan, (moet) (je) niet te veel geld uitgeven.
7) (Mijn oma) (had) een duit in het zakje gedaan toen (de collectant van de Hartstichting) (aanbelde.)
8) Wanneer (ik) uit school (kom,) (eet) (ik) een koekje en (maak) (ik) mijn huiswerk.
Persoonsvormen
Bekijk de tweede video en maak daarna opdracht II.
Opdracht II
Duid de persoonsvorm en het onderwerp aan met haakjes en vul daarna de juiste vorm van de persoonsvorm in.
1) Vroeger _____ <drinken> mijn vader en moeder elke ochtend een kopje koffie.
2) Als ik het me goed _____ <herinneren>, heb ik geen huiswerk voor morgen.
3) Toen jij mijn zusje een lolly gaf, _____ <oppeppen> ze helemaal _____.
4) Het mensenjong _____ <verbeelden> zich dat hij een beer was.
5) Vanavond _____ <serveren> mijn ouders soep voor de hele straat.
6) Arwen _____ <opzijleggen> elke maand geld _____, want ze wilde graag een gouden armband kopen.
7) Gisteren _____ <voldoen> mijn moeder de doktersrekening van Mimi.
8) Terwijl Michel op zijn opa _____ <wachten>, repareerde hij zijn brommertje.
1) Vroeger (_____) <drinken> (mijn vader en moeder) elke ochtend een kopje koffie.
2) Als (ik) het me goed (_____) <herinneren>, (heb) (ik) geen huiswerk voor morgen.
3) Toen (jij) mijn zusje een lolly (gaf,) (_____) <oppeppen> (ze) helemaal _____.
4) (Het mensenjong) (_____) <verbeelden> zich dat (hij) een beer (was.)
5) Vanavond (_____) <serveren> (mijn ouders) soep voor de hele straat.
6) (Arwen) (_____) <opzijleggen> elke maand geld _____, want (ze) (wilde) graag een gouden armband kopen.
7) Gisteren (_____) <voldoen> (mijn moeder) de doktersrekening van Mimi.
8) Terwijl (Michel) op zijn opa (_____) <wachten>, (repareerde) (hij) zijn brommertje.
Bekijk de derde video en maak daarna opdracht III.
Opdracht III
Duid de persoonsvorm en het onderwerp aan met haakjes en vul daarna de juiste vorm van het voltooid deelwoord in.
1) Miranda ging naar het bos en daar heeft ze met haar hond _____ <wandelen>.
2) Met kerst heb ik van oma een knisperende handdruk _____ <krijgen>.
3) Toen het buiten bliksemde, heeft de chihuahua de hele nacht _____ <piepen>.
4) De bloedpropjes hadden de ader _____ <dichtslibben>.
5) Als echte Peruaan heeft Mauricio nooit voor zijn leven _____ <vrezen> wanneer hij de Andes beklom.
6) De politieagenten legden beslag op de auto die niet _____ <verzekeren> was.
7) Die olieaandelen hebben verleden jaar aardig wat geld in het laatje _____ <brengen>.
8) Toen een vos op de spoorweg rondzwierf, kon de trein net op tijd _____ <stoppen> worden.
1) (Miranda) (ging) naar het bos en daar (heeft) (ze) met haar hond _____ <wandelen>.
2) Met kerst (heb) (ik) van oma een knisperende handdruk _____ <krijgen>.
3) Toen (het) buiten (bliksemde,) (heeft) (de chihuahua) de hele nacht _____ <piepen>.
4) (De bloedpropjes) (hadden) de ader _____ <dichtslibben>.
5) Als echte Peruaan (heeft) (Mauricio) nooit voor zijn leven _____ <vrezen> wanneer (hij) de Andes (beklom.)
6) (De politieagenten) (legden) beslag op de auto (die) niet _____ <verzekeren> (was.)
7) (Die olieaandelen) (hebben) verleden jaar aardig wat geld in het laatje _____ <brengen>.
8) Toen (een vos) op de spoorweg (rondzwierf,) (kon) (de trein) net op tijd _____ <stoppen> worden.
Bedenk voor jezelf hoe opdracht II en III gegaan zijn. Waar had je meer moeite mee, met persoonsvormen of voltooide deelwoorden? Had je meer moeite met persoonsvormen, maak dan opdracht IV. Had je meer moeite met voltooide deelwoorden, maak dan opdracht V. Je hoeft dus maar één opdracht te maken.
Opdracht IV
Duid de persoonsvorm en het onderwerp aan met haakjes en vul daarna de juiste vorm van het werkwoord in in het onderstaande formulier. Als je klaar bent, druk je op de e-mailknop en stuur je het formulier naar je docent. Werkt deze knop niet? Druk dan op de kopieerknop en stuur je formulier handmatig naar je docent.
1) In de afgelopen maanden heeft Ludo aardig wat geld _____ <opzijleggen>, omdat hij een nieuw schilderij wil kopen.
2) Afgelopen weekend gaf bomma ons een knisperende handdruk en dat geld _____ <besteden> wij aan een nieuw leesboek.
3) In de racewedstrijd van afgelopen zondag _____ <racen> de Subaru in de laatste minuut naar de finish.
4) De douane _____ <leggen> nu beslag op het pakket met gestolen goederen.
5) Tijdens de winterse storm van gisteren _____ <waaien> een dakpan van mijn dak af.
6) Adri heeft de rekening voor het nieuwe schoenleer _____ <voldoen>.
7) Anita geeft niet meer geld uit dan ze _____ <verdienen> en daardoor staat ze nooit rood.
8) Toen het geregend had, _____ <glijden> de varkens vrolijk door de modder.
9) Betsie heeft haar hele leven hard _____ <werken> en dat bracht genoeg geld in het laatje.
10) De mijnwerker heeft zich altijd keurig _____ <conformeren> aan de voorgeschreven veiligheidsregels.
11) De onrust op de markt zal niet uit de hand lopen, want met behulp van een waterkanon _____ <afschudden> de ME de onruststokers _____.
12) Toen de kerk om een donatie _____ <vragen>, deed ik ook een duit in het zakje.
13) _____ <worden> je morgen om 8.00 uur op school verwacht?
14) Mimi heeft haar botjes in de tuin _____ <begraven>, opdat niemand ze stelen zal.
15) De schuldeiser _____ <maken> zich zorgen, want hij wist niet of de onbetaalde huur ooit nog betaald ging worden.
Opdracht V
Duid de persoonsvorm en het onderwerp aan met haakjes en vul daarna de juiste vorm van het werkwoord in in het onderstaande formulier. Als je klaar bent, druk je op de e-mailknop en stuur je het formulier naar je docent. Werkt deze knop niet? Druk dan op de kopieerknop en stuur je formulier handmatig naar je docent.
1) Toen de kerk om een donatie _____ <vragen>, deed ik ook een duit in het zakje.
2) Vroeger heb ik een slaapkamer met mijn broertje _____ <delen>.
3) Mimi heeft haar botjes in de tuin _____ <begraven>, opdat niemand ze stelen zal.
4) Toen de kinderen thuiskwamen, had Mies aardappelen _____ <koken>.
5) De douane _____ <leggen> nu beslag op het pakket met gestolen goederen.
6) De mijnwerker heeft zich altijd keurig _____ <conformeren> aan de voorgeschreven veiligheidsregels.
7) Heb jij je arm _____ <breken> tijdens het skateboarden?
8) De schuldeiser _____ <maken> zich zorgen, want hij wist niet of de onbetaalde huur ooit nog betaald ging worden.
9) In de afgelopen maanden heeft Ludo aardig wat geld _____ <opzijleggen>, omdat hij een nieuw schilderij wil kopen.
10) Tijdens de pauze hadden de kinderen heel wat zand uit de zandbak _____ <scheppen>.
11) Afgelopen weekend gaf bomma ons een knisperende handdruk en dat geld _____ <besteden> wij aan een nieuw leesboek.
12) Betsie heeft haar hele leven hard _____ <werken> en dat bracht genoeg geld in het laatje.
13) Omdat ik me goed wilde voorbereiden op mijn toets, heb ik alle leerstof _____ <herhalen>.
14) Anita geeft niet meer geld uit dan ze _____ <verdienen> en daardoor staat ze nooit rood.
15) Adri heeft de rekening voor het nieuwe schoenleer _____ <voldoen>.
Overige werkwoordsvormen
Bekijk de vierde video en maak daarna opdracht VI.
Opdracht VI
Duid de persoonsvorm en het onderwerp aan met haakjes en vul daarna de juiste vorm van het werkwoord in.
1) Als je voor een baas werkt, zul je je zo nu en dan moeten _____ <conformeren> aan zijn wensen.
2) De _____ <braden> kabeljauw gaf een heerlijk luchtje af.
3) De Rolls-Royce Silver Shadow schijnt de prachtigste auto van de wereld te _____ <zijn>.
4) Met een _____ <loeien> sirene kwam de ziekenwagen aanrijden, in de hoop dat de patiënt nog gered kon worden.
5) De _____ <vergroten> foto van de oude tram was erg vervaagd door het inzoomen.
6) De collectant was bij alle voordeuren aan het _____ <aanbellen> omdat hij zo veel mogelijk geld wilde inzamelen voor KiKa.
7) Grijze wolken _____ <uitstoten> voorziet de kolencentrale alle huizen in de stad van energie.
8) Woepie genoot er altijd van om door het vers _____ <maaien> gras te rollen.
1) Als (je) voor een baas (werkt), (zul) (je) je zo nu en dan moeten _____ <conformeren> aan zijn wensen.
2) (De _____ <braden> kabeljauw) (gaf) een heerlijk luchtje af.
3) (De Rolls-Royce Silver Shadow) (schijnt) prachtigste auto van de wereld te _____ <zijn>.
4) Met een _____ <loeien> sirene (kwam) (de ziekenwagen) aanrijden, in de hoop dat (de patiënt) nog gered (kon) worden.
5) (De _____ <vergroten> foto van de oude tram) (was) erg vervaagd door het inzoomen.
6) (De collectant) (was) bij alle voordeuren aan het _____ <aanbellen> omdat (hij) zo veel mogelijk geld (wilde) inzamelen voor KiKa.
7) Grijze wolken _____ <uitstoten> (voorziet) (de kolencentrale) alle huizen in de stad van energie.
8) (Woepie) (genoot) er altijd van om door het vers _____ <maaien> gras te rollen.